MARIËNHEEM – Op de dag af precies twintig jaar nadat hij met de eigenzinnige schimmel De Sjiem historie schreef met het winnen van de Olympische titel in Sydney is Jeroen Dubbeldam donderdag terug op de plek waar hij zijn succespaard De Sjiem voor het eerst aan het werk zag.
Door Willem Pfeiffer
In manege Bartels in Mariënheem, waar hij niet alleen zelf actief is tijdens Nationaal Indoor Salland, maar onder anderen ook zijn dochter Nina van bruikbare adviezen te voorzien, bladert Dubbeldam in gedachten weer eens door het fraaie geschiedenisboek dat hij als meest succesvolle Nederlandse springruiter aller tijden samenstelde.
“De Sjiem hebben we hier ontdekt, als zesjarige bij het landelijk concours om de Gouden Aar. Hij liep hier onder Anne van Vulpen.” Jeroen Dubbeldam was destijds in het gezelschap van Bennie Holtkamp, zijn voormalig schoonvader en sponsor. “ Bennie stond vanuit de kantine te kijken en kwam na haar rit naar buiten. “Dat peerd wil ik kopen”, riep hij. “Ik waarschuwde hem nog wel dat het niet zo’n gemakkelijk beest was, maar dat maakte hem niet uit. Hij moest en zou ‘m hebben.”
Bloed, zweet en tranen
Met de aankoop van De Sjiem legde Holtkamp mede de basis voor de glanzende loopbaan van Jeroen Dubbeldam, die in Sydney met goud op Olympisch niveau debuteerde met in zijn kielzog ‘zilveren’ Albert Voorn. “Het was heel vroeg in mijn carrière, zoveel ervaring op hoog niveau hadden we nog niet. Het was pas mijn derde kampioenschap. De weg ernaartoe verliep echt met ups en downs, soms letterlijk met bloed, zweet en tranen.” Dat hij zijn tranen de vrije loop liet na zijn winnende rit schrijft hij daaraan voor een groot deel toe. “Als dan drie weken Australië, met natuurlijk veel concentratie, spanning en gefocust zijn uitmonden in zo’n succes en je dat los kunt laten, komt er veel naar boven.”
“De Sjiem had veel charisma. Hij is op zijn 31ste nog altijd niet de braafste en gemakkelijkste. Op een of ander manier slaagde hij er altijd wel in de aandacht op zich te vestigen. Het was moeilijk hem op te laden als het ergens een dooie boel was. Maar kwamen we ergens met veel sfeer en poespas, waardoor je andere paarden zag krimpen, dan werd hij groter en kwam hij in zijn element.”
Zoals in het Horsley Park, het hippisch centrum van de Olympische Spelen van 2000. “We begonnen al vroeg en het lopen van het parcours maakte veel indruk. Dat was bepaald geen kattenpis. Vooral de driesprong in de tweede ronde bleek een echte killer. Maar we kwamen ook daar goed overheen. De studio van de NOS was al afgebroken, toen de wedstrijd voorbij was. ’s Avonds heb ik daarom op het schip De Batavia, dat in de haven lag, het interview met Mart Smeets gemaakt. Daarna gingen we voor de huldiging naar het Holland Heineken House, dat ernaast was.”
Grootste schik
Jeroen Dubbeldam genoot niet alleen van het sportieve succes en de nasleep ervan. “We hebben in Sydney een prachtige tijd gehad. Ook buiten het goud om, was het ’t mooiste kampioenschap dat ik ooit heb meegemaakt. Op Jan Tops na sliepen we allemaal in het zelfde huis en het was geweldig dat het kon met die groep. Het klikte gewoon. We gingen ook geregeld naar het Holland Heineken House, als er andere sporters gehuldigd werden. Ja, ook Albert Voorn, die eigenlijk niks van die feestjes moest hebben. We hebben de grootste schik met hem gehad.”
Voorn ontpopte zich op Australische bodem tot een soort mentor van Jeroen Dubbeldam. “Je kon in Sydney veel grote stappen ondernemen. Daar heeft Albert me wel een beetje in bij de hand genomen, mij beschermd om met het paard geen domme dingen te doen, zoals hem overtrainen. Dan gingen we bij voorbeeld even naar de renbaan daar. Albert heeft me rustig gehouden. Ik was jong en dus hongerig. Dan loop je het risico dat je te veel wilt doen. Daar hebben we om ons heen ook genoeg voorbeelden van gezien.”
In de jaren die volgden blonk Jeroen Dubbeldam uit in het pieken op de momenten dat het vooral moest, tijdens de internationale kampioenschappen en absolute topevenementen. Hij won de Grote Prijs van Aken en die van Calgary en werd met zijn volgende topper Zenith SFN (hiernaast op foto FEI) zowel Europees als wereldkampioen. De vraag is wat zijn geheim is. “Geheim is een te groot woord. Het heeft vooral te maken met waar je ambities liggen, waar je de prioriteiten legt. Bij mij zijn dat de grote kampioenschappen, meer dan een Grote Prijs, al probeer ik ook die natuurlijk te winnen. Door de jaren heen ben je daar mee bezig. Anderen zullen dat ook hebben, al heb ik het misschien wel in een extreme vorm.”
Jos Lansink voorbeeld
Terugkijkend op zijn grootste successen en de paarden waarmee hij die behaalde, heeft Jeroen Dubbeldam toch een sterke voorkeur voor De Sjiem. “Hij springt er voor mij het meest uit, omdat hij het meest constant was. Bij Zenith is het draadje heel dun tussen een abnormaal goed en een catastrofaal slecht rondje. Die was heel sensibel. Fantastisch als alles op zijn plek viel, maar soms ook ongelooflijk slecht als hij zijn dag niet had. Met De Sjiem wist je altijd wel ongeveer waar je aan toe was. Bij hem had ik het goede systeem. Hij kon over een reeks van jaren zoveel foutloze rondjes springen, daar kon je de klok op gelijk zetten. Zenith was veel wisselvalliger.”
Ook Jos Lansink stond erom bekend zich te kunnen focussen op de grote doelen. “Toen Jos in Nederland de man was, kwam ik een beetje op. Zo iemand ga je dan observeren. Jos is zeker een voorbeeld voor me geweest. Als je mij wilt vergelijken met een ruiter uit de generatie van Jos, dan komt de manier hoe ik in de sport sta het dichtst bij hem in de buurt. Jos heeft in dat opzicht de trend gezet.”
Een belangrijke rol in Sydney was ook weggelegd voor bondscoach Johan Heins. “Johan kwam al bij ons in Zwolle, toen Beezie en John Madden bij mijn vader op stal kwamen. Ondanks het leeftijdsverschil zijn we goed bevriend geraakt. Johan is een mens van wie je heel veel vertrouwen kunt krijgen. En als je dat hebt, werkt dat heel positief op iemand. Wat ik in de aanloop naar Sydney heel sterk van hem vond was dat hij al vroeg aangaf wie hij in het team wilde hebben en hoe hij die ruiters zoveel mogelijk ritme wilde laten opdoen. Hij liet ons bijvoorbeeld gewoon de landenwedstrijd in Rotterdam rijden met onze tweede paarden. Zodat we niet ineens vanuit landelijke concoursen in Sydney aan de bak zouden moeten. Zelf heeft hij natuurlijk een hoop ervaring, dus technisch kan hij je altijd bijstaan. Maar hij drong zich nooit op. Hij was gewoon een topcoach voor de A-groep, dat heb ik als zeer prettig ervaren.”
Elke keer weer uitdaging
Ondanks zijn imponerende reeks belangrijke titels is Jeroen Dubbeldam sportief nog niet verzadigd. “Je krijgt steeds weer nieuwe paarden en elke keer is het weer een uitdaging daar wat mee te bereiken. Het gaat niet alleen om winnen, ik vind het werken met paarden op zich al mooi. Welke weg bewandel ik daarbij, hoever kun je komen met een paard? Dat vind ik interessant.”
De vraag of hij langzamerhand niet meer vreugde beleeft aan het coaching van talentvolle ruiters als de broers Lucas en Wilton Porter hoeft van hem daarom niet gesteld te worden. “Ik heb altijd aangeven dat de sport niet moet gaan lijden onder het coachen. Als dat zo is, bouw ik het coachen weer af. Ik heb ook geen behoefte om van A tot Z met beginners aan de slag te gaan. Het coachen van de Porters kon alleen als ze intern zouden komen. Meerijden, veel naar me kijken, met me overleggen. Nu wonen ze inderdaad al een tijdje naast me en zijn ze mijn buren. Maar eigenlijk is het gewoon één erf.”
Met zijn nieuwe troef Oak Grove’s Cartyle(foto rechts) hoopt Jeroen Dubbeldam volgend jaar in Tokyo opnieuw een gooi naar eremetaal te doen tijdens de Olympische Spelen. “Ook dat is het type paard voor een kampioenschap. Het is niet zo’n snel paard en we moeten ook nog groeien als combinatie. Soms hebben we samen nog wel eens een rondje dat je denkt dat hij nog niet Olympiawaardig is. Tokyo zou dit jaar waarschijnlijk te vroeg voor hem zijn gekomen. Of het dat volgend jaar niet is, moet nog blijken.”
Meester van de paardenwissel
En anders volgt wellicht een herkansing bij een volgend WK, waar hij mogelijk eens te meer zijn reputatie als meester van de paardenwissel kan demonstreren. “Als ik die haal, denk ik op zo’n moment volgens mij alleen gewoon maar logisch na. Anderen hebben dan vaak de gewoonte video’s te kijken van de paarden waarop ze moeten rijden, ik ga dan een biefstukje eten. Want waarom zou ik die paarden bestuderen? Ik ga met de paarden mee in plaats van dat ze met mij mee moeten. Als ze bij de beste vier zitten, behoren ze tot de besten van de wereld en zijn ze ook nog eens in vorm. Ga je dan video’s bekijken, dan let je op de slechte dingen en dat werkt niet positief.”
Jeroen Dubbeldam besluit: “Ik ben liever bezig met wat ze wel goed kunnen en probeer die nog beter te maken. Als je blijft hameren op die andere punten, krijg je ze tegen. Paarden zijn gevoeliger dan je denkt. Je moet ze aan jouw kant krijgen. Het komt er op aan of ze ook dat laatste stukje nog voor je willen geven.”
Mooi detail: in Mariënheem boekte Jeroen Dubbeldam precies twintig jaar na Sydney een mooie zege: met Acuero in de klasse ZZ.... Met Bonnie MZ werd hij vierde en trad hij op tijdens de prijsuitreiking (foto hierboven © www.fototrailer.nl)
Lees ook 'Mooier was het niet te bedenken'