HAAKSBERGEN - Arie Hoogendoorn keerde vorige week dinsdag terug op Nederlandse bodem, nadat hij voor de vierde keer als dierenarts aanwezig was bij de Olympische Spelen. “Het is een voorrecht om deel te mogen uitmaken van TeamNL.”
In Tokio stond Hoogendoorn als teamveterinair de ruiters van de Nederlandse springploeg bij, zoals hij dat eerder deed in Londen (2012) en Rio de Janeiro (2016). In 2008 was hij ook present in Hongkong, om de dressuurruiters te ondersteunen. Hoogendoorn, al 25 jaar verbonden aan paardenkliniek De Watermolen in Haaksbergen, had aanvankelijk best een beetje tegen de trip naar Tokio opgezien. Maar hij kijkt met gepaste tevredenheid terug.
“Eerlijk gezegd wist ik een tijdlang niet of ik wel zin had om naar Tokio te gaan”, trapt hij af. “Ik zag het aanvankelijk allemaal nog niet gebeuren. We hebben echter wel alles gedaan wat volgens ons nodig was om goed voorbereid te zijn. Pas na het CHIO Rotterdam ging de knop echt om. We wonnen daar de landenwedstrijd en werden enthousiast. Je wist wie er mee zouden gaan en had ook het traject in beeld wat er allemaal ging komen. Het moest gebeuren, klaar! Zelf heb ik trouwens ook de instelling dat ik alles wel op me laat afkomen. Het maakt me allemaal niet zoveel uit, zolang de sport maar goed loopt.”
Goed georganiseerd
En dat viel hem zeker niet tegen. “Alles was goed georganiseerd, Japanners zijn stipt en netjes. Er werd ook streng gecontroleerd. We moesten elke dag ons speeksel laten testen op corona. En er werd van je verwacht dat je niet in openbare gelegenheden zou komen. De laatste dagen waren we alleen op de venue, maar daar waren alle essentiële levensbehoeften aanwezig. Dan kun je zeggen dat je je verveelde, maar niet dat we iets tekort kwamen. We konden ons werk prima doen, ook voor de dierenartsen waren de faciliteiten goed. Er waren veel behulpzame mensen, ook uit andere landen dan Japan. Het doel was toch goede paardensport te krijgen en er een positief imago aan over te houden.”
Het nieuwe format voor de springwedstrijden stuitte op veel kritiek van betrokkenen. Landen mochten slechts met drie ruiters aan de start verschijnen en elk resultaat telde mee voor de uitslag. Ook Arie Hoogendoorn was er niet blij mee. “Er was al jaren over een aanpassing van de opzet gesproken om daardoor meer landen te kunnen laten deelnemen. Ik denk dat men zich wel realiseerde dat ze daarmee een risico liepen. Want je laat zo misschien toch een paard starten of doorrijden, omdat je het anders verziekt voor het hele team. Dat past niet echt bij onze sport. Al denkt een buitenstaander mogelijk wel: die druk maakt het extra spannend. Zelf heb ik het gevoel dat we beter kunnen blijven doen wat we gewend waren. De moeilijkheid was ook dat het elke dag weer bij nul begon.”
Wennen aan omgeving
Vooral de paarden van de teamruiters Marc Houtzager en Willem Greve hadden het niet gemakkelijk in Tokio. “Dante van Marc moest echt een beetje wennen aan de omgeving en kende wat veel spanning aan het begin, maar kwam er later beter in. Een paard wil van nature sowieso voorzichtig zijn, maar een foutje kan ook een paard waarschijnlijk demotiveren.”
In de finale van de landenwedstrijd werd Willem Greve vervangen door Harrie Smolders. “Als je het gevoel hebt dat een paard niet zo fit is als je zou willen en je laat het toch starten, loop je het risico dat je niets overhoudt. Misschien is het dan verstandig om te kijken of er een ander paard verser is. Het ene paard gaat nu eenmaal gemakkelijker met klimatologische omstandigheden om en/of reageert beter op de reis ernaartoe dan het andere. Het wisselen is binnen het teamoverleg gebeurd. Het was plezierig dat iedereen erover kon meepraten. Die ruiters wilden toch vooral samen iets moois neerzetten. En Harrie pakte het natuurlijk fenomenaal op.”
Arie Hoogendoorn vindt de oogst van een bronzen plak voor Maikel van der Vleuten en de vierde plaats van de équipe zeker niet teleurstellend. “Als je heel realistisch kijkt naar de groep die in Tokio moest presteren, dan moet je tevreden zijn met het resultaat. Qua paarden hebben we nu gewoon even niet beschikbaar wat andere landen wel in huis hebben. Goede ruiters hebben we voldoende, maar ook die hebben een goed paard nodig. Dat maakt zo’n kampioenschap ook net even anders dan een concours met een Grote Prijs.”
Geen toevalstreffers
Hij prijst de Spaanse parcoursbouwer Santiago Varela, die ondanks het bekritiseerde format toch winnaars aan de eindstreep kreeg die geen toevalstreffers genoemd kunnen worden. “Hij heeft het heel goed gedaan, vind ik. Okay, de eerste proef was geen scherprechter, maar naar de finale gingen wel allemaal nullers die het parcours overwonnen hadden. Zowel in de individuele als de landenwedstrijd was er prachtige sport. Met een geweldige barrage, abnormaal. Eigenlijk is dat wat je vooraf wenst bij zo’n kampioenschap.”
Toch vallen ook enkele incidenten met forse valpartijen, die het imago van de paardensport geen goed deden, niet weg te vlakken. “Het vervelende is altijd dat er een paard in het spel is. Van de andere kant weet je dat zo’n kampioenschap zo motiveert, dat er wel eens iemand net de verkeerde kant op kan springen.”
Arie Hoogendoorn, in Tokio “ook de trotse fokker” van de veertienjarige schimmelhengst ASCI Champ de Tailleur (v. Quidam de Revel x Oberon du Moulin) die onder Janneke Boonzaaijer voor TeamNL uitkwam op het onderdeel eventing, werkt al sinds 1996 samen met Jan Greve in Haaksbergen. “Een mooie praktijk, leuk werk en leuke clientèle. Ik heb nooit het idee gehad dat ik er elders op vooruit zou gaan. In 2000 zijn we met de maatschap gestart. Dat was voor Jan een hele stap, hij had daarvoor altijd alles alleen gedaan. Vergeleken met nu was het toen allemaal veel gemakkelijker."
(Tekst gaat verder onder foto)
Arie Hoogendoorn in Haaksbergen bij Paardenkliniek De Watermolen
Aan Jan Greve dankte hij ook zijn eerste Olympische Spelen. “Ze hadden Jan gevraagd om als veterinair mee te gaan met de dressuurploeg. Maar hij had al toegezegd om bij de jeugd actief te blijven.”
Ondertussen heeft hij al vier Olympiades achter de rug. “Het bijzondere aan Olympische Spelen is dat ze niet te vergelijken zijn met welk ander kampioenschap dan ook. Dat merk je al in de aanloop, omdat je van alles moet doen om geaccrediteerd te kunnen worden. Daar gaat een heel voortraject aan vooraf. De Spelen hebben vanuit de hele wereld veel meer belangstelling. De algemene sportliefhebber is ermee bezig. Deel uitmaken van TeamNL en die sfeer mogen beleven is een voorrecht. Londen was echt het leukst, qua sfeer en ligging van de venue. We wonnen er zilver in de landenwedstrijd en individueel met Gerco Schröder en London.”
Arie Hoogendoorn wist al op jonge leeftijd dat hij dierenarts wilde worden. “Mijn belangstelling lag eerst bij grote huisdieren. Tijdens mijn studie in Utrecht kwam ik in aanraking met paarden, dat vond ik interessanter dan landbouw- en huisdieren. Ik zag mezelf niet de koppeldiagnostiek voor varkensvaccinaties doen. Via een kennis kon ik stage lopen in een best gerenommeerde praktijk in Telgte in Duitsland. Daar werd ik een beetje geprikkeld door het werken in een paardenkliniek.”
Dat hij bij Jan Greve terechtkwam, was volgens hem min of meer toeval. “Jan stuurde wel eens wat door naar Telgte. Wijlen Piet den Hartog van de röntgencommissie van de KWPN en ook nog een beetje een mentor van mij kreeg een keer een paar heren op bezoek uit Utrecht die een chauffeur nodig hadden. Ik was als student wel bereid dat te worden. Op een gegeven zei Jan dat ik de praktijk in Haaksbergen eens moest komen bekijken. Ik heb nooit spijt gehad dat ik dat gedaan heb. Samen met Jan heb ik de Watermolen verder uitgebouwd en ik denk dat we in alle bescheidenheid mogen zeggen dat het een belangrijke pijler in de paardengeneeskunde is.”
Verhuizing aanstaande
Zijn vertrek aan de Watermolenweg in Haaksbergen is echter aanstaande. Samen met collega Vic van Loon zet hij de kliniek onder dezelfde naam voort op de locatie in Usselo waar voorheen manege Het Rutbeek gevestigd was. Jan Greve blijft op de huidige plek. “De vergunningen zijn rond, de gemeente Enschede heeft het groene licht gegeven. De planning met de aannemer is dat de nieuwbouw in november wordt opgeleverd. We proberen nog dit jaar te verhuizen. Ik denk dat ook Jan het mooi vindt dat de praktijk niet ophoudt en dat De Watermolen een begrip blijft.”
Van de manege Het Rutbeek bleef de oude hal staan, aan de voor- en zijkant wordt er tegenaan gebouwd. “Het leuke is dat ook Janny Morsink en Chummy Horsey er in het verleden hun bedrijf hebben gehad. Het is historische grond.”
Arie Hoogendoorn sluit af: “Het mooie van het vak is dat je met paarden werkt en nooit weet hoe het afloopt. Je weet dat je altijd je best moet doen om medisch gezien een goed resultaat te halen. Dan maakt het voor mij niet uit of het een Olympisch paard is of de pony van mijn buurvrouw. Ik kan gruwelijk blij worden als een paard of pony weer is opgeknapt. Wij willen ook dat in onze kliniek iedereen welkom is. Sommige mensen lijken dat wel eens lastig te vinden omdat ze misschien denken dat we er alleen voor de echte toppaarden zijn. Maar dat is niet zo. Van elk paard dat je behandelt, ongeacht het niveau, word je een betere dierenarts.”