WIERDEN – Quintin Maertens is voor het eerst eindverantwoordelijk als parcoursbouwer tijdens het Dutch Youngster Festival.
In 2019 was hij de ontwerper van de parcoursen tijdens Indoor Wierden, vorig jaar liep hij al mee met de afscheid nemende Marinus Vos bij het evenement voor de jeugd op de de buitenpiste.
Tekst en foto: Willem Pfeiffer
De uit het onder de rook van Nijmegen gelegen Ubbergen afkomstige Maertens weet niet precies hoe hij bij ’Wierden’ betrokken is geraakt. “Links of rechts zal mijn naam wel een keer op tafel gekomen zijn”, vermoedt hij. “Uiteindelijk bepaalt de organisatie zelf wie ze kiest.”
Louis Konickx
Quintin Maertens werkt al enkele jaren nauw samen met de gelouterde parcoursbouwer Louis Konickx. “Hij is mijn mentor. De meeste grote dingen doen we samen. Dan is hij het hoofd en draag ik zijn koffer, haha. Af en toe doe ik wat alleen. Het werkt fijn tussen ons beiden. Het is prettig dat we meestal op dezelfde lijn zitten en dat we ideeën over en weer kunnen spelen.”
Het ontwerpen en bouwen van parcoursen is allang niet meer het werk van één persoon. Hier in Wierden zijn Caroline Verhoeve, Jacques Wilmink en Erik Wijngaarden erbij en kunnen we ook nog een beroep doen op de bekende gezichten Marinus Vos en Henk Ekkelenkamp. Het is een teamgebeuren, want er komt gewoon heel veel bij kijken. Er zijn nogal wat belangen mee gemoeid. Je kunt dit werk niet meer alleen doen. Ook al omdat de tijd van ombouwen beperkt is. Je moet dan natuurlijk wel van iedereen weten wat ze aan het doen zijn.”
Extra lastig
Quintin Maertens staat deze week voor een extra lastige taak, omdat het tijdschema nogal wat improvisatie vergt. Zo strijden de young riders en junioren al op de tweede dag van het jeugdfestival om de Grote Prijs. “Dat is inderdaad best moeilijk. Op de eerste dag is de inloop, dan vraag je nog niet het uiterste van de deelnemers. Van de Grote Prijs weet je dat er wat moet staan. Gelukkig kan tegenwoordig iedereen bij de jeugd ook ontzettend goed rijden en zitten ze op paarden van prima kwaliteit. Maar feit blijft dat je het toch een beetje op je ervaring moet doen.”
De vraag met welke factoren hij vooral rekening houdt bij het samenstellen van een parcours vindt hij moeilijk te beantwoorden. “Waarmee eigenlijk niet?”, luidt de wedervraag. “Je moet altijd denken: wat als er iets misgaat? Het is ook onze verantwoordelijkheid als iemand zich in een parcours verslikt. Het is altijd balanceren op een dun koord.”
Daar komt nog eens bij dat de meeste ruiters en paarden dit jaar nog maar weinig echte wedstrijden achter de rug hebben. Lachend: “We zijn inderdaad vrij roestig, maar we lopen gelukkig al lang genoeg mee om het snel weer te kunnen oppakken.” Quintin Maertens, die op alle niveaus mag bouwen behalve bij grote internationale kampioenschappen, heeft het naar zijn zin in Wierden. Dat heeft ook te maken met de fraaie accommodatie waarop hij zijn werk mag doen. “Het hoofdterrein loopt wat af, er is redelijk wat afschot. Dat maakt het interessant. Veel mooier dan wanneer alles vierkant, vlak en kaal is. Tegenwoordig zit je vaak voor je gevoel op een soort parkeerplaats. Hier ligt een fantastische piste, weinig andere zijn van nature al zo aangekleed met die bomen erlangs. Van de andere kant moet je dan wel weer goed rekening houden met de schaduw daarvan. De zon staat immers elk uur ergens anders. Dus je probeert de hindernissen wel zo neer te zetten dat de zon niet precies in het gezicht van de ruiters schijnt als ze over de driesprong en de sloot moeten.”
Recht aan kwaliteiten
Wanneer zijn toernooi zondag geslaagd is? “Het is altijd fijn als iedereen tevreden is en de deelnemers fijn hebben gesprongen. En wanneer de uitslag een beetje recht doet aan de kwaliteiten van de ruiters. Over aantallen foutlozen roep ik nooit wat van tevoren, maar ik hoop wel dat de winnaar of het eerste team echt moet rijden voor de zege. En dat ik ze heb kunnen uitdagen, zonder dat er gevaarlijke of gekke dingen zijn gebeurd. Het is altijd een kwestie van de goede balans vinden.
Met een knipoog: “Dat is sowieso de kunst van het leven, maar doe het maar eens…”